Inleiding:
Ik begin mijn les met te vragen naar ervaringen die de kinderen hebben met de dierentuin. Dit houd ik zo kort mogelijk. Vervolgens ga ik verder met een verhaal over de dierentuin. In de dierentuin zijn ze het overzicht kwijt en hebben ze onze hulp nodig met het inventariseren van de dieren in de dierentuin. Ook willen ze weten hoe veel eten ze nodig hebben voor de dieren. Voordat we gaan beginnen vraag ik de kinderen eerst tot een getal te tellen die ik per leerling bepaal. Ik vraag de sterke leerlingen te tellen tot een wat hoger getal dan een nieuwe leerling.
Kern:
Na het verhaal ga ik met de kinderen aan de slag. We beginnen met het tellen van de ijsberen. Het getelde aantal schrijven we op in het bijbehorende schema. Vervolgens gaan we naar de dolfijnen, paarden, varkens, panda’s en de apen. Bij al deze dieren doen we het zelfde. Bij elk diersoort hoort een andere hoeveelheid. Na het tellen van alle dieren koppelen de kinderen het cijfer van het aantal dieren aan een zelfde aantal knopen. Dit zorgt voor getalbegrip bij de kinderen. Ze maken hierbij de link tussen dezelfde hoeveelheden. Na het tellen van alle dieren gaan we kijken hoe veel voer er per diersoort nodig is. We beginnen weer bij de ijsberen. Deze houd ik simpel door te zeggen dat elke ijsbeer 1 vis nodig heeft. Het aantal beren is dus het zelfde als het aantal vissen. Het aantal vissen laat ik zien door middel van concreet materiaal. Bij de dolfijnen zeg ik dat ze niet 1 visje nodig hebben per dier maar 2. Door middel van het concreet materiaal wordt er geteld hoe veel vissen er in totaal nodig zijn. Dit doen we op dezelfde manier bij de rest van de diersoorten. Ik zorg wel voor de afwisseling van 1 stuk voedsel of 2 stukken voedsel. Ik blijf wel concreet materiaal gebruiken voor de visualisatie.
Afsluiting/reflectie:
Als afsluiting bedank ik de kinderen voor het meehelpen en laat ik de kinderen om beurten naar het kiesbord gaan om een keuze te maken voor de werktijd.